Veel van onze Nederlandse landbouwhuisdierrassen zijn niet alleen in Nederland te vinden. Ze komen ook voor in België, Duitsland, of verder in Europa. Zulke rassen worden grensoverschrijdende rassen (transboundery breeds) genoemd. Denk aan het Mergellandschaap, dat ook in België wordt gehouden, of het zwartbonte Fries-Hollandsvee, dat onder meer ook in Duitsland en Denemarken voorkomt.

Een recent Europees onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het European Regional Focal Point for Animal Genetic Resources (ERFP), bracht voor het eerst in kaart hoe het met deze rassen gaat. De resultaten laten zien dat er nog veel winst te behalen is in samenwerking, registratie en behoud van genetische diversiteit.

De cijfers op een rij

In Europa zijn meer dan 6.400 nationale populaties van veerassen geregistreerd. Van al die populaties blijkt: 42% grensoverschrijdend, 25% daarvan komt uitsluitend binnen Europa voor en maar liefst 85% van deze rassen is óf bedreigd óf slecht gedocumenteerd.

Wat maakt deze rassen bijzonder?

Grensoverschrijdende rassen zijn vaak oude, streekgebonden rassen die zich door de eeuwen heen hebben verspreid over grenzen die pas later op de kaart kwamen. De Groninger paarden, de Fries-Hollandse runderen en de Mergellandschapen delen allemaal genetische wortels die teruggaan tot tijden waarin boeren, herders en handelaars vrij over grenzen trokken.

Voorbeeld: Het Mergellandschaap – grensganger uit het heuvelland

Het Mergellandschaap is een van de bekendste grensoverschrijdende rassen. Oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Limburg, komt het tegenwoordig ook voor in Vlaanderen en Wallonië. Zonder afstemming over selectie, uitwisseling van dieren en gezamenlijke registratie, dreigt de populatie genetisch te smal te worden.

Voorbeeld: Het Groninger paard – sterke banden over de grens

Het Groninger paard heeft veel gemeen met het Ostfriesisches Pferd en het Alt-Oldenburger ras uit Noord-Duitsland. De beide Duitse rassen zijn tegenwoordig verenigd in één stamboek. Door scheiding van stamboeken en verschillen in selectie ontstonden twee richtingen, maar genetisch zijn ze nog altijd nauw verwant.

Voorbeeld: Fries-Hollands rund, DSN en SDM – één oorsprong, drie richtingen

Het Fries-Hollands rund (FH) behoort tot de oudste melkveerassen van Noordwest-Europa. Vanaf de negentiende eeuw stond dit zwartbonte rund bekend om zijn melkproductie en sobere voederbehoefte. Door handel en fokkerij verspreidde het zich over de hele Noordzeekust, van Nederland tot Denemarken.

In Duitsland ontwikkelde zich daaruit het Deutsches Schwarzbuntes Niederungsrind (DSN), en in Denemarken ontstond het Sortbroget Dansk Malkerace (SDM-1965). Deze drie rassen delen een gemeenschappelijke genetische oorsprong, maar zijn elk aangepast aan nationale fokdoelen.

Ondanks hun verschillen hebben de drie rassen een grote genetische verwantschap. Een gezamenlijke aanpak voor behoud en genetische uitwisseling zou hun overlevingskansen aanzienlijk vergroten. Het Fries-Hollands rund, het Duitse DSN en het Deense SDM zijn drie takken van dezelfde stamboom. Door samen te werken kunnen Nederland, Duitsland en Denemarken dit waardevolle ras voor de toekomst veiligstellen.

De kernboodschap: samenwerken voor veerkracht

De conclusie van het onderzoek is helder: zonder samenwerking over grenzen heen kunnen we onze veerassen nauwelijks duurzaam behouden. Ruim 80% van de grensoverschrijdende rassen in Europa is bedreigd of er is onvoldoende bekend over hun situatie. Voor Nederlandse fokkers betekent dit dat deelname aan internationale overlegstructuren, contact met buitenlandse stamboeken en genetische diversiteit van groot belang zijn.

Samen sterk voor onze rassen

Grensoverschrijdende rassen verbinden niet alleen landen, maar ook mensen: boeren, fokkers en liefhebbers die met passie werken aan het behoud van hun rassen en levend cultureel erfgoed. Door beter samen te werken – over grenzen, over stamboeken en tussen generaties – kunnen we de toekomst van onze zeldzame rassen veiligstellen.

Bron: Charvolin, E., Tsiokos, D., Leroy, G. & Ligda, C. (2025). Exploring the situation of transboundary breeds in Europe for their effective management and conservation. Genetic Resources, 6(12), 73–82.

Met dank aan: FAO DAD-IS en de Task Force on Transboundary Breeds (ERFP).